droogrot
insnoering van de wortel
sponsachtige scheuren
Verwelking in juni-juli,
verbleking van het blad,
rechtopstaande spitse bladeren,
zeer zelden gele bladnerven.
Insnoering van de wortel,
baardvorming.
Verbruining van de vaatbundels.
Lage wortelopbrengst,
zeer laag suikergehalte.
Slechte extraheerbaarheid (hoog natrium- en laag stikstofgehalte).
Rhizomanieresistente rassen telen:
Mogelijk vanaf mei, maar meestal vanaf de zomer.
Donkerbruine verrotting van de wortel. De aantasting begint meestal bij de kop maar soms ook met vlekken.
Verwelking van de bladeren, afsterven van de plant.
Schade op enkele bieten of over het hele perceel.
Aantasting ook mogelijk op jonge plantjes.
Zand- en zandleemgrond.
Slechte bodemstructuur,
hoge bodemvochtigheid.
Vruchtwisseling met maïs, raaigras of groenten zoals wortelen en schorseneren.
Sterke invloed op de opbrengst en de extraheerbaarheid.
Verbetering van de bodemstructuur.
Vruchtwisseling: maïs en raaigras vermijden als voorvrucht.
Sterke verwelkingsverschijnselen bij warm en droog weer, pleksgewijs.
Ontwikkeling van veel zijwortels en wortelharen. Penwortel wordt vervangen door veel zijwortels waarop soms cysten zichtbaar zijn.
Te nauwe vruchtwisseling met waardplanten (bieten, spinazie, koolsoorten, radijs, koolzaad, mosterd, bladrammenas)
Slechte structuur en drainage.
Warmte voor de vermenigvuldiging van de aaltjes, droogte voor de schade.
Zandgrond.
Ruime vruchtafwisseling.
Waardplanten vermijden.
Zaaien van nematodenresistente groenbedekkers (gele mosterd/bladrammenas).
Resistente bietenrassen telen:
In juni 2016 hebben de zeer natte omstandigheden (water die op het land bleef staan) en het dichtslibben met zuurstoftekort in de bodem, de ontwikkeling van Aphanomyces bevorderd. Aphanomyces is een schimmel die droogrot uitlokt die oppervlakkig blijft.
De wortel wordt ingesnoerd en er ontstaan sponsachtige scheuren met vervorming van de wortel als gevolg.
De combinatie van een slechte structuur en een langdurig heel vochtige tot natte grond bevordert de aantasting door aphanomyces.
Een goede pH is hierbij ook belangrijk: hoe hoger de pH (hoger dan 6) hoe minder makkelijk aphanomyces de suikerbiet kan aantasten.
Om aphanomyces dus zo weinig mogelijk kansen te geven, is het advies om voor de bietenteelt het perceel te bekalken tot ongeveer pH 5,5. Dit vanwege andere negatieve effecten zoals mangaan- en boorgebrek die bij een pH >6,0 versterkt kan optreden. Het is dus niet nodig om te streven naar een te hoge pH.
Perioden met veel neerslag vlak na het zaaien (in combinatie met temperaturen >18 graden) of in de vroege zomer (juni-juli) bevorderen de ontwikkeling van aphanomyces. De problemen zijn het grootst wanneer de grond een aantal dagen tot een week nat blijft. De zwemsporen van de schimmel komen makkelijk bij de bieten en infecteren deze. Zorg dus voor een goede ontwatering en structuur om een te veel aan water te beperken.